Inleiding
Een van de mooiste vliegtuigen die voor de tweede wereldoorlog in Nederland is ontworpen en gebouwd is naar mijn mening de Pander Postjager. Het toestel werd ontworpen door Henk Slot als snel driemotorig postvliegtuig voor de verbinding tussen de Nederlandse koloniën in Zuidoost-Azië en het moederland. Jammer genoeg voldeed de Postjager niet in deze rol. Omgedoopt tot Panderjager vond het een roemloos einde in de luchtrace tussen Londen en Melbourne in 1934 toen het bij een nachtstart in Calcutta in Brits-Indië tegen een zoeklicht botste en in brand vloog, waarbij de bemanning ternauwernood het vege lijf kon redden. Het einde van de geheel van hout gebouwde Postjager betekende ook het einde van de Haagse meubelfabrikant Pander als vliegtuigbouwer. De toekomst was aan toestellen die van aluminiumlegeringen werden gebouwd, zoals de Douglas DC-2 van de KLM, de “Uiver”, die ook meedeed aan de race en eindigde als tweede in het snelheidsklassement en eerste werd in de handicaprace.
Van de Postjager bestaat slechts een vacform kit in schaal 1:72. In dezelfde schaal komt er in de nabije toekomst misschien een resin kit uit van Rhein/Ruhr Modellbau (?). Zelf bouw ik alleen in schaal 1:32. Het enige wat dan overbleef was de handen uit de mouwen steken en zelf aan de slag gaan om het model helemaal vanaf de grond op te bouwen. Dat leek moeilijk, maar gaandeweg bleek dat mee te vallen. Het leuke -of moeilijke, het is maar hoe je het bekijkt- aan zelf bouwen is het verzinnen van oplossingen voor allerlei zaken, zoals hoe maak ik de wielen, is de romp sterk genoeg als die door middel van vacuüm vormen wordt gemaakt en zo meer. De hobbels die moeten worden genomen zijn dan ook meer van psychische dan van praktische aard en ik denk dat iedereen met redelijke modelbouwvaardigheden en genoeg enthousiasme voor het onderwerp dit model zou kunnen bouwen.
Voordat ik met de bouw ben begonnen, heb ik de inhoud van een aantal boeken over scratchbouw van vliegtuigmodellen tot mij genomen. Hierin staan een groot aantal tips een trucs die je voor de bouw kunt gebruiken. De titels met een korte beschrijving van de inhoud kun je vinden op de site.
Verder heb ik de volgende literatuur over de Postjager gebruikt:
- - Harm J. Hazewinkel, Pander: Een Haagse vliegtuigbouwer. Hilversum 2006.
- - Hooftman, Hugo, Pander S. 4 “Postjager”. Nederlandse Vliegtuig Encyclopedie no. 4. Bennekom 1977.
- - Horst, C. ter, De Pander-Postjager. Een vliegtuig dat een echte pechjager werd. In: “de Modelbouwer”, juni 1987, pp. 282-290.
Voor het model is gebruik gemaakt van de schaaltekeningen van C. ter Horst, die te koop zijn bij het tekeningenarchief van het tijdschrift “de Modelbouwer”, in feite een reconstructie, gebaseerd op diverse maatschetsen, schetsen en maten uit rapporten over de Pander uit het archief van het Nationale Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium in Amsterdam en “oral history” van mensen die betrokken waren bij de bouw van de Postjager. Ons medelid Rob de Bie werkt aan tekeningen voor de resin kit van Rhein/Ruhr Modellbau. Rob heeft hiervoor veel archiefonderzoek gedaan, op grond waarvan de tekeningen van Ter Horst op een aantal punten konden worden verbeterd en hij heeft nog onbekende details over het vliegtuig gevonden, zoals de gebruikte kleuren voor de beschildering van de romp en van het interieur. Ik heb van zijn vondsten dankbaar gebruik mogen mogen maken.
De bouw van de romp
Oorspronkelijk speelde ik met de gedachte om de romphelften op te bouwen met stroken polystyreen van 1 mm die over de rompspanten zouden worden geplakt, waarna de overgebleven gaten en spleten zouden worden gedicht met plamuur en het geheel zou wordt gladgeschuurd. Een opzetje bracht aan het licht dat het lastig zou worden om op deze manier een stabiele en stevige romp te krijgen die het gewicht van de vleugels en het landingsgestel zou kunnen dragen en die bovendien nog eens aalglad moest worden afgewerkt.
Het doorbladeren van een nummer van “de Modelbouwer”, het clubblad van de Nederlandse Vereniging van Modelbouwers, de NVM, bracht de oplossing. Hierin werd de bouw van een scheepsromp beschreven, waarbij eerst een massieve rompvorm van hout werd gemaakt. Deze werd glad afgewerkt. Vervolgens werd de romp ondersteboven op een plat vlak gelegd en werden de randen tussen de romp en het platte vlak -dat kan een plaat geplastificeerd spaanplaat geweest zijn- afgedicht, waarna over de romp met epoxyhars en glasvezelmatten een mal werd gemaakt. Na lossing werd de mal gebruikt om weer met epoxyhars en glasvezelmatten een scheepsromp te maken die voor de bouw van het scheepsmodel gebruikt kon worden. Deze methode had voor het model van de Pander grote voordelen: twee hele gladde romphelften die verder nauwelijks hoefden te worden bewerkt, heel stabiel (glasvezel is erg hard), zodat er geen vervormingen konden optreden en er kon zonder problemen in worden geboord en gezaagd en een laag gewicht.
Vervolgens ben ik naar Poly-Service in Nieuwerkerk aan den IJssel, de dichtstbijzijnde leverancier van kunstharsen gereden voor de benodigde spullen en informatie. Een paar tientjes lichter, gesticht, en beladen met een doos met epoxyhars, epoxyplamuur, glasvezelmatten en losmiddellenwas ben ik weer huiswaarts gekeerd.
Thuis gekomen ben ik aan de slag gegaan. De NVM-tekening van Pander was al eerder verkleind tot schaal 1:32 en van de rompspanten en het rompprofiel waren fotokopieën gemaakt. Van de rompprofielen werden twee kopieën met superlijm op polystyreenplaat van 1 mm geplakt en vervolgens uitgeknipt. Daarna werden de kopieën van de rompspanten op het plasticplaat geplakt, uitgeknipt en werden er twee setjes gemaakt door ze in het midden in de lengterichting door de snijden en vervolgens weer in de lengterichting 1mm daarvan weg te snijden, dit vanwege de dikte van de rompprofielen. De spanten werden op de op de tekening aangegeven plaatsen verticaal op de profielen geplakt met superlijm en wel gespiegeld voor de linker- en de rechterromphelft. Met stukken en stukjes balsahout zijn de zo ontstane vakken opgevuld, zodanig dat het hout net boven de randen van de spanten uitstak. Met een schuurblokje en schuurpapier is het overtollige balsahout dan, de rompcontouren volgend, weggeschuurd. Als je het plastic raakt, weet je dat je voldoende van het hout hebt weggehaald.
Ik had nu twee rompvormen die ik nog verder ben gaan afwerken voor een spiegelglad oppervlak. Daarvoor werd allereerst het balsahout geïmpregneerd met hele dunne epoxyhars, dit om het zachte oppervlak ervan minder gevoelig voor krassen en deuken te maken. Waarschijnlijk werken vloerlak van de bouwmarkt of polyesterhars voor dit doel net zo goed, maar dat heb ik niet uitgeprobeerd. Met epoxyplamuur zijn daarna de nog aanwezige gaten, scheuren en kieren gevuld. Na droging werd dit weer geschuurd. Wacht hier niet te lang mee, want epoxyhars hardt nog een hele tijd door en hoe langer je wacht, hoe meer werk het kost om het glad te krijgen. Tenslotte heb ik de romphelften met kleine stukjes dubbelzijdig tape op elkaar geplakt om te kijken of het profiel van beide helften goed op elkaar aansloot en waar nodig heb ik met het schuurblokje nog wat correcties aangebracht. Al laatste zijn er nog twee lagen parketlak (die had ik toevallig bij de hand) op de rompdelen aangebracht en heb ik die met fijn schuurpapier gladgeschuurd.
heb ik die met fijn schuurpapier gladgeschuurd.
Bij het maken van de romphelften is al rekening gehouden met de vleugels. Het idee was om de liggers van de vleugels in de romp te lijmen, zodat een sterke verbinding zou ontstaan, rekening houdend met de hoek die de vleugels met de romp maken. Dit komt overeen met de bouwwijze van het origineel. Hiervoor zijn de romphelften ten opzichte van de tekening aan de onderkant waar de vleugelvoorrand zit, iets gewijzigd; vergelijk de foto van de romp met de NVM-tekening.
Nu kon worden begonnen met het maken van de mal. De romphelften werden met dubbelzijdige tape op een stuk geplastificeerd meubelplaat geplakt, waarbij er op moest worden gelet dat de randen goed aansloten, zodat er geen hars tussen de meubelplaat en de romphelften kon lopen. De romphelften en de meubelplaat zijn daarna ingesmeerd met een aantal lagen lossingswas om te voorkomen dat de te vormen mal aan de rompjes en de meubelplaat zou vastplakken.
Eerst is met een kwast een laag epoxyhars op de vorm aangebracht, waarna er een stuk op maat geknipt fijn glasvezeldoek overheen is gelegd, dat daarna weer met een volgende laag epoxyhars is bedekt. Na de voorgeschreven uithardingstijd is dit proces nog twee keer herhaald en kon de ontstane mal van de vorm worden losgemaakt.
Voor het maken van de romphelften wordt weer dezelfde procedure doorlopen. De expoxyhars die gebruikt is voor de rompen is vermengd met een grijze kleurstof, die te koop is bij de leverancier. De grijze kleur is een goede basis voor het schilderen van het model; de Postjager was afgewerkt met aluminiumkleurige dope en verf.
Er moet op worden gelet dat de hars tot op de rand van de mal van de te vormen romphelft komt en er niet overheen loopt. Dat scheelt later schuren en vijlen om de helften pas te krijgen. Het glasvezeldoek dat boven de mal uitsteekt moet ook om die reden na droging van de hars precies op de rand worden afgeknipt. Voor de romphelften heb ik twee lagen hars gebruikt. let er op dat de hars zich niet ophoopt in de holte voor de aanhechting van de vleugels en dat de rompdikte overal ongeveer 1 mm is. Dit in verband met het nog in te bouwen interieur. Nadat de rompjes goed zijn uitgehard kunnen ze uit de mal worden gehaald. Eventuele uitsteeksels of oneffenheden op de randen kunnen dan worden weggeschuurd, zodat beide romphelften goed op elkaar aansluiten.
(Wordt vervolgd)
Hans van Gelder