Auteur: Walter Sonderman
Japan Maritime Self-Defense Force (JMSDF), de naam zegt het al: Japan bouwt een grote marine op ter zelfverdediging, geen aanvalsmarine. Het is in de grondwet verankerd, dat Japan sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog geen offensieve vloot mag hebben, en daar horen dus ook geen vliegdekschepen bij. Tot in de jaren negentig liepen er vele fregatten en destroyers van de werven, maar de Hyūga-klasse destroyer (in goed Japans: ひゅうが型護衛艦 Hyūga-gata-Goei-kan) veroorzaakte een storm van kritiek in de Aziatische regio: met name China en Noord-Korea reageerden furieus op de schepen, en in eerste instantie kon men dat deze landen niet kwalijk nemen. Dat de Japanse marine de schepen “helicopter-destroyers” noemde, deed daar niets aan af. Ze leken niet alleen op vliegdekschepen, maar ook qua formaat waren ze vergelijkbaar met reeds bestaande lichte vliegdekschepen, zoals de Engelse “Invincible”, de Italiaanse “Giuseppe Garibaldi” en de Spaanse “Príncipe de Asturias”.
Niet alleen waren dit vrij grote schepen (198 meter lang met een maximum waterverplaatsing van 19.000 ton), maar de in de vakbladen genoemde mogelijkheid om met verticaal opstijgende aanvalsvliegtuigen als de AV-8 Harrier of de F-35B te opereren waren een doorn in het oog van de eerder genoemde naties.
De Hyūga en Ise waren na voltooiing de grootste schepen in de Japanse marine sinds de Tweede Wereldoorlog. De Hyūga werd in een documentaire beschreven als het "eerste Japanse vliegdekschip sinds de Tweede Wereldoorlog", maar de aanduiding die de Japanse marine eraan gaf, “DDH” ofwel “Helicopter-destroyer”, gaf goed aan wat men met de schepen wilde. De schepen waren bedoeld als vervanger van de grote Haruna-klasse destroyers, en hebben als zodanig ook maar één doel: de opsporing en bestrijding van onderzeeboten. Anti-onderzeeboot helikopters, anti-onderzeeboot torpedo’s en verticale lanceerinrichtingen voor raketten vormen trouwens wapentuig dat men over het algemeen niet op carriers vindt.
Er werd even gespeculeerd, dat de schepen mogelijk een amfibische functie zouden hebben, net zoals de LSD’s van de Amerikaanse marine, maar het ontbreken van een “well-deck” (landingsdok) maakt dat onwaarschijnlijk.
De Haruna’s opereerden gebruikelijk met drie grote helikopters, maar op de Hyūga is ruimte genoeg voor minstens elf toestellen. Mitsubishi SH-60J/K helikopters (varianten van de Sikorski SH-60B) vervullen de anti-onderzeeboot rol, terwijl er ook vaak UH-60J’s voor Search And Rescue (SAR) aanwezig zijn. Tevens is de Kawasaki MCH-101, een in licentie gebouwde Agusta Westland AW101F Merlin aan boord voor de mijnenveeg-functie (AMCM-Airborne mine countermeasures) en voor transport. In 2013 opereerde de Amerikaanse marinies op de “Hyūga” met de V-22 Osprey, welke ook in bestelling is door de JMSDF. Ook hebben de schepen met de enorme Sikorski MH-53E helikopter geoperereerd.
De schepen kunnen ook dienen als commando-schip voor ASW-operaties, maar het opereren met F-35B’s, de verticaal startende variant van onze F-35A “JSF” (Joint Strike Fighter) is onwaarschijnlijk. Het dek is niet berekend op de gloeiend hete uitlaasgassen die deze variant produceert, de hangar en liften zijn nauwelijks groot genoeg om de Kawasaki MCH-101 te herbergen, tevens ontbreekt een de zgn. “ski-jump”, een omhoog lopende extensie aan het vliegdek, om de vliegtuigen af te vliegen. Los daarvan heeft Japan de standaard F-35A dan wel in bestelling, maar niet de F-35B. Hoe dan ook, een schip dat zich moeilijk laat plaatsen in een bestaande categorie.
De Ise, het tweede schip van de Hyūga-klasse en onderwerp van dit artikel, werd in maart 2011 aan de Japanse marine toegevoegd.
De Hyūga 's zijn gevolgd door de nog grotere Izumo klasse, waarvan het naamschip in maart 2015 in dienst werd gesteld. Deze Izumo’s, 248 meter lang en met een waterverplaatsing van 27.000 ton zullen de Shirane-klasse helikopter destroyers vervangen en deden nóg meer stof opwaaien.
De Kit.
De Fujimi-kit van de Hyūga (kitnummer 60011) verscheen in 2012 en werd kort daarop gevolgd door die van de Ise. De verschillen zijn miniem, net zoals de Hyūga en de Ise in werkelijkheid nauwelijks verschillen behalve in de registratie: de Ise-kit bevatte in Amerika en Japan een modelletje van de V-22 Osprey, maar gek genoeg ontbreekt die in de in Europa verkochte exemplaren.
De grote doos bevat 15 gietramen, acht in grijs voor het schip zelf, vier in doorzichtig plastic voor de vier helikopters (één UH-60J, twee SH-60K/J en één voor de MCH-101), één voor het bijgeleverde foto-ets en twee in zwart voor de standaard. Het foto-ets is eigenlijk een teleurstelling voor zo’n dure kit, want die bestaat slechts uit de 39 ventilatieroosters op de romp en het eiland. Geen railing, geen radars. Fujimi bracht overigens later een erg prijzige foto-ets set uit voor dit schip, maar die was niet in Europa verkrijgbaar. Leve de voorraad Gold Medal Models railing die ik altijd aanhou.
Verder is een uitgebreide (80 decals) en zeer goede set decals aanwezig voor het vliegdek, het eiland en de helikopters. Een grote (op 1/350!), gedetailleerde kleurentekening bevat alle kleuraanduidingen en plaatsing van de decals.
De instructie sheet is duidelijk en intuïtief. Dat is een goede zaak, want mijn Japans is behoorlijk roestig en dient alleen om “ja” (Japanners zeggen nooit “nee”) te zeggen en de soort yakitori (ja, dat zit op een spiesje, ja, het is geen saté) te bestellen.
Romp en Vliegdek.
De romp bestaat uit twee helften, die met 14 dwarsbalken aan elkaar moeten worden bevestigd en de romp een goede stijfheid geven.
Het achterschip is een apart onderdeel. Daarvoor moeten er eerst de platformen voor de boten en de torpedobuizen aan de binnenkant worden bevestigd. Alles past als een handschoen, wel iets anders dan de “Spuance”- destroyers die ik daarvoor had gebouwd en waarvan het bouwverslag een tijdje geleden in de MIP stond. Binnen een dag had ik de complete romp in elkaar, nog een dag later had ik ook alle “catwalks” aan de zijkanten gereed, voorzien van foto-ets trapjes van GMM die de plastic trapjes vervingen.
Het schip heeft twee liften, die in het model in de laagste positie kunnen worden gezet, en daarvoor voorzien zijn van een representatie van de hangar. Jammer genoeg met vier gesloten zijkanten, wat natuurlijk niet heel natuurgetrouw is. Ik besloot de voorste lift in de gesloten positie te plaatsen. Het overgebleven hangargedeelte kon dan mooi dienen om de achterste hangar wat diepte te geven. Het geheel kreeg wat detail met wat foto-ets, werd voorzien van een mooi wit kleurtje (conform de foto’s die ik van het schip had) en werd aan de onderkant van het vliegdek bevestigd.
Het dek paste vervolgens wederom als een handschoen op de romp. Bij de droogpassing zette het zich zelfs klemvast, en liet zich daarvan pas met veel moeite verwijderen. Ik wilde het geheel toch echt wel met lijm vastzetten.
In dit stadium bracht ik de railing en de veiligheidsnetten op het vliegdek aan. Ik moest terugvallen op mijn favoriete set 350-12 “Modern USN Warship” van Gold Medal Models. Het voordeel van vroegtijdig railing opbrengen is dat je ze kan meespuiten. Het nadeel is dat je daarna verdraaide voorzichtig moet zijn met afplakwerk voor het spuiten en het verder bouwen van de kit. Vervolgens spoot ik eerst het vliegdek in Tamiya “Gunship Gray” (TS-48), plakte dat af en om vervolgens het schip in Tamiya “Haze Gray” (TS-32) te spuiten. Overigens, ik gebruik de spuitbussen van Tamiya, maar ik spuit ze leeg in een mengflesje en verdun ze daarna. Vervolgens spuit ik ze met mijn eigen airbrush. Dat lijkt wat veel werk, maar een spuitbus is net een verfbom. Die van Tamiya zijn niet slecht, maar behalve het model zit ook je neus vol met verf. Dat kan nooit gezond zijn. Ik bezorgde mezelf ooit na een rode spuitsessie de schrik van mijn leven toen ik mijn neus wilde snuiten, maar dat terzijde. Met een airbrush kan je veel preciezer de verf aanbrengen. Daarna was de rode “anti-foul” laag en de zwarte “boot-topping” aan de beurt. Nog geen twee maanden onderweg, en de romp was al compleet klaar. En zonder ergernis. Bij de constructie van de “Spruances” was mijn teleurstelling hoorbaar, om het zo maar eens te zeggen.
Eiland.
Wie wel eens Japanse slagschepen of kruisers uit de Tweede Wereldoorlog heeft gebouwd, kent -en vervloekt- de indrukwekkende pagode-constructie van de bovenbouw. Hoewel minder groot dan die van haar naamgenoot uit de Tweede Wereldoorlog, is de brug van deze moderne Ise daarop geen uitzondering. Op deze pagode-constructie na, bouwt echter ook het eiland snel op. Daarna bracht ik de railing aan, en hier was de pagode-brug wederom een nogal tijdrovend werkje. De ramen van de brug zijn van doorzichtig plastic, dus goed afplakken was nodig.
Maar, voordat ik het wist, kon ik alweer de spuit hanteren. De foto-ets roosters verfde ik daarna met de hand zwart. Om het grijze geheel een beetje te breken, boorde ik een van de deuren uit en zette die open, zodat de witte binnenkant te zien was.
Vliegtuigen.
Het model bevat vier helikopters, twee SH-60’s, een UH-60 en een MCH-101 Merlin, alle in doorzichtig plastic. Ik heb me wel eens eerder afgevraagd, welk briljant genie op dit idee is gekomen (je kunt niet zien wat je doet, en doorzichtig plastic is brosser dan normaal plastic), maar de kwaliteit van het gietwerk van Fujimi is beter dan dat van concurrende merken. De rotors hoeven b.v. niet vervangen te worden door dunnere foto-ets exemplaren. Zoals ik al eerder opmerkte, de V-22 Osprey staat wel op de bouwtekening, maar ontbreekt in de kit. Ik besloot om twee Trumpeter SH-60’s toe te voegen om het vliegdek en de open achterste lift wat te vullen. Het spuiten en verven van de zes vliegtuigen kostte me bijna net zoveel tijd als het gehele schip ervoor, maar vooral de UH-60J (een Search And Rescue variant) in rood en wit is een opvallende verschijning op het vliegdek. Het decalvel bevat genoeg piepkleine nummers voor alle kisten.
Afbouw.
Ik had wat twijfel bij de schroeven van de kit: de twee drie-bladige exemplaren deden me nog het meeste denken aan de schroeven van een destroyer uit de Tweede Wereldoorlog, en dat leek me gewoon niet juist. Ik had geen foto’s van het onderwaterschip van de Ise, maar ik besloot ietwat modelbouwers-vrijheid te nemen door twee moderne vijf-bladige schroeven (van een Arleigh Burke destroyer) uit de “Modern USN Warship” foto-ets set van Gold Medal Models aan te brengen.
Het grootste gedeelte van het decalvel komt op het dek. Daartoe bracht ik eerst een glanzende vernislaag aan voor de hechting en kon het feest beginnen. De decals waren prima, maar ik besloot toch om de lijnen die de liften markeren in vier verschillende stukken te snijden. Dat bleek een goede zet, want de decals waren erg dun en vouwden makkelijk op. Vervolgens waren de nummers en de landingsplekken voor de helikopters aan de beurt. Daarna nog even een railing om de open lift heen om de bemanning voor een diepe val te behoeden.
Op het dek waren dan nog talloze kleinere onderdelen aan te brengen, zoals de twee Close In Weapon Systems (de Vulcan Phalanx). Die in de kit zijn helemaal niet verkeerd, maar ik had nog een mooie kunsthars-set van Veteran Models, die met een forward-looking infrared (FLIR) sensor zijn uitgerust. De 12.7 mm. mitrailleurs waren zeer fijn gegoten, met dunne schilden, dus die liet ik maar zo. Uit de eerder vermelde Gold Medal Models set kwamen de diverse haspels voor brandslangen, want de uit de kit vond ik wat te simpel eruitzien.
Er was ook nog een “dolly” met een torpedo, ik dacht aanvankelijk die kwijt te zijn (net te hard met de pincet gedrukt, wie kent dat verschijnsel niet, peng, in het tapijtmonster), maar toen zag ik een van mijn katten met iets spelen….dus die kon er ook op.
Last but not least zette ik de tractors en de kraan in elkaar, spoot die geel, bracht de decals aan, verfde met een dun kwastje de ramen van de kraan zwart en voilá, klaar was de Ise.
Conclusie.
Deze kit is een droom voor een modelbouwer, hij vloog in elkaar. Over het kitontwerp is duidelijk goed nagedacht. Er was geen voeg-en vulwerk nodig, de onderdelen konden bijna direct van de sprue geassembleerd worden. De scheeps-modellen van Fujimi (b.v. de Kaga, Shokaku en Hiryu carriers, de Kongo en Hyūga slagschepen uit de Tweede Wereldoorlog) blinken uit in detail en eenvoud van constructie (al is de opbouw van de bekende “pagode”-bovenbouw bij Japanse oorlogsschepen uit Tweede Wereldoorlog altijd lastig, zeker als je foto-ets railing aanbrengt), maar de prijs is wel vaak schrikbarend hoog. Ik pikte de Ise op tijdens de ESM in 2014 voor een mooie €160, maar de kit wordt ook wel eens aangeboden voor ruim € 200. Voor die prijs zou je een mooie en complete foto-ets set erbij verwachten, en dan is de set met de roosters toch een beetje karig. Aan de andere kant, het is een indrukwekkende toevoeging aan kits van moderne oorlogsschepen, en één die je niet zo vaak ziet.
Dit artikel werd gepubliceerd juni 2016