Auteur: Walter Sonderman
Eerder vertelde Maarten Schönfeld over de Amerikaanse nucleaire onderzeeboten met ballistische wapens, de zogenaamde “boomers” (Boomer Business! in MIP2018-04), die een groot deel van het nucleaire evenwicht in de Koude Oorlog bepaalden.
Vóórdat deze boten de zeeën bevoeren had de US Navy al vijf boten op patrouille, die als voorloper van deze stalen reuzen konden worden beschouwd. Ze hadden allemaal een vroeg type kruisraket aan boord: de Regulus I.
Het Regulus-programma.
Al in oktober 1943 had de Chance Vought Aircraft Company een studiecontract getekend om een raket te ontwikkelen die een oorlogskop van 1.800 kg over een afstand van 480 km kon vervoeren. Door oorlogsprioriteiten lag het project vier jaar lang stil, totdat in mei 1947 het Amerikaanse leger aan de Martin Aircraft Company een contract gunde voor de ontwikkeling van een subsonische raket, de Matador. De Amerikaanse marine zag in die Matador een bedreiging voor hun eigen belangen en begon snel een ontwikkel-programma voor hun eigen raket, waarvan de meest bijzondere eis was dat die vanaf een onderzeeboot afgevuurd moest kunnen worden. In die tijd (en eigenlijk nog steeds) was er in de V.S. sprake van zogenaamde “Interservice rivalry”, een kostbare belangen- en machtsstrijd tussen de vier krijgsonderdelen: de US Army, de US Air Force, de US Navy en de US Marines. Al in augustus 1947 werden de specificaties voor die raket, inmiddels “Regulus” genaamd, vrijgegeven: een oorlogskop van 1.400 kg, een bereik van 930 km, een kruissnelheid van Mach 0.85. Bij het maximumbereik moest de Regulus met 50% zekerheid binnen 4,6 km van het doel kunnen inslaan.
De ontwikkeling van de Regulus werd voorafgegaan door proefnemingen bij Naval Air Station Point Mugu met de JB-2 “Loon”, eigenlijk niet meer dan een afgeleide van de beruchte Duitse V-1. De USS Cusk en USS Carbonero werden omgebouwd als testboten, waarbij aanvankelijk de raket gewoon onbeschermd aan dek werd meegevoerd.
De uiteindelijke SSM-N-8A Regulus I, uitgerust met een Allison J33-A-14 turbojet van 2.000 kg stuwdruk, kon een nucleaire kop meevoeren en was in dienst tussen 1955 en 1964. De romp met een grote straalmotorinlaat vooraan leek op de vele vroege straaljagers uit die tijd. Testexemplaren waren uitgerust met een landingsgestel zodat ze konden worden hergebruikt. Aan boord van hun onderzeeboot werden de raketten afgevuurd van een rail en uitgerust met twee Aerojet JATO’s (Jet Assisted Take Off). Na het afvuren werd de Regulus naar het doel geleid door controlestations, vaak op andere onderzeeboten of oppervlakteschepen. Hij kon ook op afstand worden bediend vanuit een ander vliegtuig. Later werd het "Trounce" systeem (Tactical Radar Omnidirectional Underwater Navigational Control Equipment) geïntroduceerd, waardoor er maar één onderzeeboot nodig was om de raket te begeleiden.
De supersonische Vought SSM-N-9 Regulus II, met een bereik van 2.200 km. en een topsnelheid van Mach 2.5 was de ultieme doorontwikkeling. Het toestel werd met succes getest aan boord van de USS Grayback, maar het programma werd eind 1958 beëindigd omdat de UGM-27 Polaris ballistische raket zoveel meer beloofde. De Polaris kon bijvoorbeeld van onder water worden gelanceerd, waardoor de onderzeeboot zelf nagenoeg onkwetsbaar was voor aanvallen, iets wat bij de Regulus niet mogelijk was. Bovendien was de Regulus I met zijn lage snelheid een gemakkelijke prooi voor vijandelijke jachtvliegtuigen.
Uiteindelijk werden er 514 Regulus I en 47 Regulus II geleverd. Na hun uitdienststelling werden beide types gebruikt als “drone”, als oefendoelwit. Vóórdat de Polaris-onderzeeboten in de jaren zestig in de vaart kwamen, maakten vijf met de Regulus uitgeruste boten al de zogenaamde “deterrent patrols” in de Stille Oceaan: de diesel-aangedreven boten USS Tunny, USS Barbero, USS Grayback en USS Growler en de nucleair aangedreven USS Halibut.
De kits.
Regulus I, Belcher Bits BK11, 1/48.
Toen ik in 2019 in Telford Mike Belcher tegen het lijf liep, moest ik hem natuurlijk vragen of hij de 1/48 kunsthars-kit van de Regulus I bij zich had. Mike had deze kit in 2018 op de markt gebracht als onderdeel van zijn raketten-serie. We kennen Belcher Bits natuurlijk van de ombouwkits voor vliegtuigen van de Canadese luchtmacht en marine, maar Mike heeft ook een uitgebreide reeks ballistische raketten in 1/72 uitgebracht, zoals de Polaris, Trident en de Minuteman. Hij had de kit niet mee, maar twee weken na Telford plofte er een keurig pakketje binnen uit Canada. De kit bestaat uit een romp in drie gedeelten, twee vleugels, het verticale startvlak en acht onderdelen om de JATO-boosters te maken, plus wat stalen staafjes om de vleugels en boosters aan de romp te bevestigen. Er is geen standaard aanwezig: wel had Mike materiaal bijgeleverd om pootjes onder de romp te maken. Die pootjes dienden als geleiding bij het afvuren van de rail. Dat vond ik toch wat weinig indrukwekkend, dus schafte ik bij de Luchtvaart Hobby Shop een metalen standaard aan van Hobby Master: die zijn bestemd voor hun metalen vliegtuigmodel serie.
Het bouwen was natuurlijk een eitje, het airbrushen evenzo: de raket is overall Gloss Midnight Blue. De decals lieten zich prima opbrengen. Daarna werden de JATO-boosters geassembleerd en lichtgrijs gespoten, en binnen anderhalve week kon ik mijn 1/350 onderzeeboten met een piepkleine Regulus laten vergezellen door een 1/48 Regulus I, waaruit bleek hoe groot zo’n ding nog was.
USS Tunny (SSG-282), AFV Club (SE73510) met Shapeways-conversieset, 1/350
De USS Tunny was een conventionele onderzeeboot van de Gato-klasse. Op 1 september 1942 in dienst gesteld, maakte de Tunny negen “war-patrols” tot het einde van de Tweede Wereldoorlog om daarna te worden opgelegd. In 1953 werd de Tunny opnieuw in dienst gesteld, nu met een hangar op het achterdek waar in het roterende magazijn plaats was voor twee Regulus I raketten. Zo bleef ze dienst doen tot mei 1965. In 1955 werd de USS Barbero, een Balao-klasse onderzeeboot (een variant van de Gato-klasse met een versterkte romp) volgens hetzelfde principe omgebouwd.
Toen ik bij Shapeways een mooie, 3D geprinte conversie-set tot SSG-282 zag, bestelde ik die onmiddellijk en leende een AFV Club Gato van Jos. Het moest namelijk de versie uit 1942 zijn, want de latere tot Guppy verbouwde boten hadden niet de kenmerkende uitstroomopeningen in de romp. Jos was al zo vriendelijk geweest die uitstroomopeningen uit te frezen: die van de Shapeways-kit waren namelijk ook al opengewerkt.
Er moet 89 mm van het achterdek van de plastic kit worden afgezaagd, dat door het 3D-geprinte onderdeel wordt vervangen. Dat onderdeel is in één stuk geprint en bevat het dek, de cilinder en de lanceerrails. Er is dan nog wel wat extra vijl- en schuurwerk nodig, maar eigenlijk is dit een tamelijk eenvoudige conversie, waarmee het perspectief van 3D printen in onze hobby wordt aangetoond.
De AFV-kit bouwde verder normaal op. De Shapeways-conversieset leverde ook een nieuw “sail”, dat vrijwel gelijk was aan dat van de vroegere Guppy-varianten en correcte sonar-domes. Het is belangrijk om de 3D-geprinte onderdelen goed schoon te maken, ik deed dat gewoon met wasbenzine. Amerikaanse onderzeeboten uit die periode hadden nog een grijs en zwart camouflagepatroon, weer eens iets anders dan het zwart van tegenwoordig. Op het “sail” van de Tunny vloeiden die kleuren ook nog in elkaar over, wat met de airbrush gemakkelijk te realiseren was. Misschien dat ik deze verbouwing nog een keer doe voor de Barbero: daar is alleen het “sail” anders.
USS Grayback (SSG-574), Blue Ridge Models (BRM-35034), 1/350
De Grayback-klasse boten was de eerste klasse onderzeeboten specifiek ontworpen om de Regulus mee te voeren. Twee raket-silo’s waren bij de Graybacks op de boeg aangebracht, waardoor die merkwaardig hoog werd. Er was ruimte voor vier Regulus I raketten of twee Regulus II’s. Het ontwerp was gebaseerd op dat van de Darter dat weer gebaseerd was op de Tang, de na-oorlogse opvolger van de Gato’s. Het ontwerp volgde nog de klassieke lijnen met uitstroom-openingen en nog niet de gestroomlijnde vorm geïntroduceerd op de Barbel-klasse.
Na haar carriére als SSG werd de Grayback tot een amfibische transport-onderzeeboot omgebouwd, waarbij de raket-silo’s werden gebruikt om SEAL’s en hun uitrusting te herbergen. De Growler is, mét de Regulus I raket, nog te bezichtigen in het Intrepid Sea, Air & Space Museum in New York.
Ik had de Grayback/Growler kit al een tijdje bij Brandon Lowe van Blue Ridge in bestelling. De kit zou aanvankelijk een heruitgave zijn van de Yankee Model Works kit van jaren geleden, maar blijkbaar waren er zoveel problemen met de mallen, dat Blue Ridge besloot een compleet nieuwe kit te ontwikkelen, die ik halverwege 2019 geleverd kreeg. En ik werd wederom niet teleurgesteld, ik had hun Halibut die later beschreven wordt al eerder gebouwd. De resin kit bevatte genoeg onderdelen om zowel de Grayback als de Growler in verschillende stadia van hun carrière te bouwen.
Ik koos voor de Grayback zoals die was ten tijde van tests met de Regulus II. De raketsilo is voorzien van een interieur met foto-ets onderdelen. Dat interieur gaat dan wel schuil onder de bovenkant van de romp, die in mijn kit een beetje was platgedrukt tijdens het vervoer. Met warm water werd dat hersteld. Bij de silodeuren waren wel wat aanpassingen en vulwerk nodig om deze goed passend te maken, en het kostte wat tijd om uit te vogelen hoe de lanceerinrichting in elkaar stak, zeker met een uitgedraaide Regulus II erop. Ik was toch wel vijf weken bezig, een hele tijd voor een onderzeeboot-model! Het spuitwerk in zwart en grijs vergde uiteraard wat zorgvuldig afplakwerk, net zoals het modelletje van de Regulus II. Gelukkig dat er twee bijzaten, ik slaagde erin één door het gebruik van een verkeerde vernis te vernachelen.
USS Halibut (SSGN-587), Blue Ridge Models (BRM-35032) 1/350
De Halibut, de laatste boot van de 1ste generatie-atoomonderzeeboten die nog van een conventioneel romp-ontwerp waren uitgegaan, was véél groter dan de eerdere Skate en Nautilus. De Halibut was oorspronkelijk ontworpen als een conventioneel aangedreven onderzeeboot. Gezien het succes van de eerdere Regulus-boten en vooral het succes van de nucleair aangedreven Nautilus werd de Halibut opnieuw ontworpen met een nucleaire reactor en met een grote hangar waarin liefst vijf Regulus I kruisraketten konden worden gehuisvest. Dat resulteerde in een niet al te fraai schip, met een hoge uitwatering en een lange voorsteven.
De Halibut was echter een pionier: ze was de blauwdruk voor de latere nucleaire onderzeeboten met ballistische wapens, de “boomers” die Maarten zo voortreffelijk heeft beschreven. Toen die boten, bewapend met de geavanceerde Polaris-raket, in dienst kwamen werd de Regulus-installatie van de Halibut verwijderd en werd het schip geclassificeerd als SSN, een echte aanvals-onderzeeboot. Ook hierin bleek de Halibut een pionier: het schip werd uitgerust met het eerste prototype van de DSRV, het Deep Submergence Rescue Vehicle. Ondanks die naam werden hiermee vele clandestiene operaties uitgevoerd.
De kit van Blue Ridge models was wat mij aangaat een hoogtepunt van een kunsthars (resin) kit: ik had niet eerder een resin kit gezien met zoveel scherp gegoten details. Al dit moois kwam wel tegen een prijs: liefst 90 dollar moest ik met mijn creditcard aftikken en samen met de transportkosten heb je het hier dus over een kit van bijna €120. Er worden er ook maar 250 van vervaardigd. De kit kan gebouwd worden als SSGN met de Regulus, of als SSN met de DSRV op de achterplecht en met een hoger “sail”.
Naast het kunsthars is er foto-ets voor de handrails rond het “sail”, de steunen voor de DSRV, de vleugels van de Regulus en de uitwateringsopeningen op de romp. Dit is een kit voor gevorderden. De hangar is zeer gedetailleerd en kan met geopende hangardeur worden gebouwd. Het schip vormt met het grijs-zwarte kleurenschema, met het witte interieur van de hangar en de Regulus, die ik als “drone” in rood met witte vleugels afwerkte, een blikvanger in mijn onderzeeboot-verzameling.
Omdat ook mijn bloed kroop waar het niet kruipen kan, bestelde ik een tweede Halibut, die ik als SSN mét DSRV in sinister zwart heb afgebouwd.
Conclusie.
Nou, die is kort, zelfs de moeilijkste onderzeeboot-kits zijn eenvoudig te bouwen. Ik bouw vaak vliegkampschepen, en daar doe ik vaak twee jaar over. In die tussentijd heb ik geen grotere “projecten” zoals andere modelbouwers, omdat ik dan het risico loop dat ik geen van die projecten eindig…dus bouw ik snel een onderzeebootje tussendoor. Daarom staan er nu zo’n stuk of veertig in mijn vitrinekasten.
Deze boten die met hun Regulus-raketten een korte, maar belangrijke rol speelden in de ontwikkeling naar de nucleaire reuzen, waren door hun vorm en kleurstelling vreemde, maar welkome eenden in de onderzeeboot-bijt die toch voornamelijk zwarte cilinders telt. Op de evenementen waar ik deze boten meehad, werd er steevast erg vreemd naar gekeken. Ik keek maar gewoon vreemd terug.
De Halibut resin-kit is echt een meesterlijke kit en was het duurste project, maar had ik toch ook in drie weken af. De boot die de meeste tijd kostte (vijf weken) was de Grayback vanwege het interieur van de raketsilo’s en de iets minder goede pasvorm (en mijn geklungel met de raket). De Tunny bezorgde me veel plezier, omdat ik hier eens de kans had met een ander medium, 3D geprinte onderdelen, te werken.
dit artikel werd gepubliceerd 29 november 2020