Bouwverslag 1/350 USS Dwight D. Eisenhower (CVN-69)
Tip: also read our translated English article here......
De USS Dwight D. Eisenhower is het tweede vliegdekschip uit de Amerikaanse Nimitz-klasse gebouwd bij Newport News Shipbuilding. Het schip is vernoemd naar Dwight D. Eisenhower, de 34ste president van de VS, maar vooral bekend door hoe hij als belangrijkste generaal de Amerikanen in de 2e Wereldoorlog heeft geleid. In 1975 werd het gedoopt door Mamie Eisenhower, echtgenote van de toen al overleden naamgever, waarna het twee jaar later in dienst werd genomen door de Amerikaanse marine, met als thuishaven Naval Station Norfolk. Het verving toen de USS Franklin D. Roosevelt die toen al 32 jaar in dienst was. Bijnamen van het schip zijn:” I Like Ike”, “Ike”, “Ike'a'traz”, “The Mighty Dyke”.
Nimitz-klasse vliegdekschepen.
De Nimitz-klasse vliegdekschepen werd ontworpen eind 60‘er jaren, toen de Essex-en Midwayklasse schepen het einde van hun operationele carrière naderden en de Forrestal-en Kittyhawk-klasse al geruime tijd in dienst waren.
Het eerste vliegdekschip met nucleaire aandrijving, de USS Enterprise (CVN-65), was sinds 1961 in dienst en bewees de voordelen van dit type voortstuwing, maar de bouwkosten waren enorm: de daarop volgende USS America en USS John F. Kennedy werden daarom met conventionele voorstuwing uitgerust.
De Nimitz-klasse had een veel efficiëntere nucleaire installatie met twee reactoren in plaats van de acht die de USS Enterprise nog nodig had. Tevens liet dit veel meer ruimte voor accommodatie en voorraden. Daar waar de Enterprise een kruiserachtig ontwerp voor de romp had met vier schroeven en vier roeren, was de romp van de Nimitz iets korter en breder met twee roeren. Het machinevermogen was 260.000 PK tegenover de 280.000 PK van de Enterprise, waardoor de schepen iets langzamer zijn. Overigens zijn ze dan nog steeds in staat tot maximum snelheden van 35 knopen, soms tot grote frustratie van de begeleidende schepen, die de reden van hun bestaan soms aan de horizon zagen verdwijnen! Het is bekend, dat de Enterprise op proefvaarten soms 40 knopen liep.
De Nimitz-klasse bestaat inmiddels uit tien schepen:
1- USS Nimitz (CVN-68)
2- USS Dwight D. Eisenhower (CVN-69)
3- USS Carl Vinson (CVN-70)
4- USS Theodore Roosevelt (CVN-71)
5- USS Abraham Lincoln (CVN-72)
6- USS George Washington (CVN-73)
7- USS John C. Stennis (CVN-74)
8- USS Harry S. Truman (CVN-75)
9- USS Ronald Reagan (CVN-76)
10- USS George H. W. Bush (CVN-77)
De zeven laatste schepen kennen constructieverschillen met de drie eerste. Daarom worden ze soms beschouwd als de aparte Theodore Roosevelt-klasse, naar het vierde schip. De Amerikaanse marine classificeert ze echter alle tien als Nimitz-klasse.
De Nimitz werd in 1975 in dienst gesteld, de George H. W. Bush pas in 2009. Hierdoor verschillen de schepen onderling in uitrusting enorm: als de oudere schepen van nieuwe nucleaire brandstof worden voorzien -waar jaren tussen kunnen zitten- krijgen ze meteen een update naar de standaard van het nieuwste schip.
Deze Refueling and Complex Overhaul (RCOH) neemt bijna drie jaar in beslag, maar tussen de gemiddeld 6 maanden lange operationele inzetperioden worden de schepen ook voortdurend aangepast, waardoor -zoals gebruikelijk bij oorlogsschepen- geen van de zusterschepen onderling identiek zijn.
De twee kernreactoren zorgen voor een jarenlange onafhankelijkheid. Acht stoomturbinegeneratoren produceren elk 8.000 kW aan elektriciteit, genoeg om een stad met 100.000 inwoners te voorzien. De schepen kunnen voor 90 dagen voorraden meenemen. Met vier destillatieketels kan dagelijks 1,5 miljoen liter zeewater zoet gemaakt worden voor gebruik door de katapulten, de aandrijving en de bemanning. Er is ook plaats voor 11 miljoen liter brandstof voor de vliegtuigen aan boord. Er is uitrusting aan boord om zelfstandig reparaties uit te voeren en genoeg wapens en munitie om zich lange tijd te verdedigen. Een schip uit de Nimitz-klasse heeft verder voorzieningen als in een kleine stad, met een eigen postcode, postkantoor, kapperszaken, televisie- en radiostations, intranet- en internetservers, een mobiel telefoonnetwerk, een krant, een bibliotheek enz.
In 1998 werd de Nimitz - na meer dan 20 jaar - voor het eerst van nieuwe kernbrandstof voorzien en werden de systemen gereviseerd en opgewaardeerd. Dit proces duurde 33 maanden. Hierna was de Dwight D. Eisenhower aan de beurt die hiermee in 2005 klaar was. Eind dat jaar volgde de Carl Vinson en in september 2006 de Abraham Lincoln.
De George H.W. Bush kent nog grotere verschillen ten opzichte van de andere Nimitz-vliegdekschepen en wordt daarom als een aparte subklasse beschouwd. Het schip wordt daarom ook als een transitie gezien tussen de oudere Nimitz-schepen en de komende Gerald R. Ford-klasse (CVN-78). Deze laatste klasse zal veel efficiënter zijn met minder bemanning, “stealth”-kenmerken hebben met een bijzonder gevormd eiland dat veel verder naar achteren staat, drie i.p.v. vier liften en elektromagnetische katapults i.p.v. stoomkatapults hebben. Inmiddels is kiel van het tweede schip, de John F. Kennedy (CVN-79) ook gelegd. De Ford-klasse zal ook uit 10 schepen bestaan.
Algemene kenmerken van de Nimitz klasse:
Maximum waterverplaatsing 104.000 ton
Kostprijs: 679 miljoen USD
Lengte: 333 m
Breedte: - 40,8 m - 76,8 m (vliegdek)
Diepgang: 11,3 m
Voortstuwing en vermogen: 2 kernreactoren; 260.000 pk
Snelheid: ± 35 knopen
Bemanning - Schip: 3200, - Lucht: 2480
Bewapening - RIM-7 Sea Sparrow, - RIM-116 RAM
Airwing: 86 (momenteel 64)
De Kit.
Trumpeter bracht in de zomer van 2004 de kit uit van de Nimitz. Met die kit kon de versie uit 1975, dus vlak na de indienststelling, gebouwd worden. Destijds werd er gespeculeerd, dat Trumpeter ook een gemoderniseerde versie zou uitbrengen, maar dat is nooit gebeurd.
De Eisenhower verschilde bij haar indienststelling op kleine details van de Nimitz, en kan dus prima uit deze kit gebouwd worden. Direct zichtbare verschillen zijn het ontbreken van de bakboord “catapult bridle catcher” (ik heb er geen Nederlands woord voor) en die op het hoekdek, en uiteraard de andere nummers op het dek en het eiland. Daarin wordt voorzien door de Starfighter decal set 350-14, die ik voor de Airwing heb gebruikt.
Ik had al eerder besloten detail in de hangar aan te brengen, omdat ik een Eisenhower van rond 1980-1981 wilde bouwen, waren er nog enkele aanpassingen nodig:
- De Nimitz werd in dienst gesteld met de Mk 25 Sea Sparrow lanceerinstallatie, en die is ook voorzien in de kit, maar die installatie werd in 1979 vervangen door de Mk 29. De Mk.29 was op de Eisenhower vanaf de indienststelling al geïnstalleerd. Ik moest die Mk 29 dus van scratch bouwen, waarbij ik wel de deuren uit de kit kon gebruiken.
- De grote, rechthoekige AN/SPS-43A radar op de hoofdmast moest worden vervangen door een AN/SPS-49 van Gold Medal Models.
- Een zgn. “Belknap”-pole moest aangebracht worden.
- Hetzelfde geldt voor het zgn. “LSO-station”.
- Het eiland moest worden voorzien van extra antennes, extra schijnwerpers op de brug, steunen voor de platforms en twee extra platforms.
Vliegdekschepen laten zich prima in een aantal grote ”subprojecten” bouwen: de romp en het hangardek, het vliegdek, het eiland en de masten, en als laatste de vliegtuigen (de “airwing”).
Romp en Hangardek
Zoals bij Trumpeter gebruikelijk, bestaat de romp uit twee gedeelten, gescheiden ter hoogte van de waterlijn. Dat, met de grote lengte van de romp (95 centimeter), is een recept voor pasproblemen, maar ik kon beide helften zonder al te veel schuur-en plamuurwerk aan elkaar bevestigen. Trumpeter heeft de romp voorzien van metalen spanten, waardoor vervorming moet worden voorkomen, maar ik vermoed, dat Trumpeter het hangardek alleen heeft toegevoegd voor extra stijfheid. Het vliegdek paste bij droogpassing namelijk pas nadat het hangardek er was ingezet. Volgens de bouwtekening wordt je overigens geacht, de liftdeuropeningen dicht te plakken, zodat het hangardek helemaal niet meer te zien is, wat mijn vermoeden versterkt!
Ik heb eerst de romp geheel afgebouwd, met alle platforms en catwalks, die ook al voorzien werden van railing. Tevens maakte ik gebruik van de gelegenheid een van de UNREP-stations (UNderway REPlenishment, dus bevoorrading tijdens de vaart) met een brandstofslang en wat toeters en bellen te detailleren.
Ik wilde een redelijk complete hangar bouwen en alle liftdeuropeningen open zetten. Met behulp van “Evergreen” plastic sheet werden de wanden en de branddeuren tussen de hangars (er zijn er drie) gebouwd. Aangezien ik niet van plan was, verlichting aan te brengen, kon het detail redelijk beperkt blijven tot wat staanders en wat platforms, waarvoor ook “Evergreen” werd gebruikt. Ik voegde wel de drie prominente “Conflag”-stations toe, omdat deze door de liftdeuropeningen goed te zien zijn. “Conflag” is een afkorting voor “conflagration”, wat zoveel betekent als “vuurzee”. Een “Conflag”-station is namelijk het centrum voor brandbestrijding op het hangardek. Verder heb ik wat leidingen toegevoegd om het er druk te laten uitzien.
In de grote liftdeur-openingen is, behalve de buitenwand (de romp), ook een binnenwand goed zichtbaar: dit is de eigenlijke hangarwand. Ik heb de onderdelen A7 (2x), A13 en A14 (de deuren) voor de binnenwand gebruikt door simpel het deurgedeelte eruit te zagen en ze op 0.5 cm. afstand van de buitenwand op het hangardek aan te brengen. De ruimte tussen buiten-en binnenwand is met een stukje “Evergreen” plastic afgedicht. Zoals in werkelijkheid, is de hangar eigenlijk een grote rechthoekige doos: als plafond werd een plaat “Evergreen” gebruikt.
De verdere rompopbouw ging volgens de bouwtekening en zonder problemen. De achterplecht en de drie “Sea Sparrow” platforms werden voorzien van railing, ik gebruik daarvoor altijd set 350-12 “Modern USN Warship” van Gold Medal Models.
De romp werd gespoten in Tamiya “Dark Ghost Gray” (AS-25), het hangardek in “Gunship Gray” (TS-48). De dekken zijn geschilderd met Xtracolor FS16118, “Gunship Gray”. De romp vertoont een groot aantal roosters, waarvoor ik een zwarte “wash” heb gebruikt. Onder de waterlijn heb ik Humbrol Gloss Red (19) gebruikt, op de waterlijn Humbrol Gloss Black (21) om de decals voor de onderwater-markeringen betere hechting te geven. Na de naamdecal (waarvan de “s”in “Eisenhower”ontbrak) op de achterplecht te hebben aangebracht werd het geheel gespoten met Testors Dullcote. De hangarwanden zijn gewoon Tamiya Matt White (TS27). Uiteraard moeten, voordat het vliegdek wordt bevestigd, de nodige vliegtuigen, tractors en personeel worden aangebracht. Ik heb voor een dynamisch tafereel gekozen: in de hangaropeningen wordt er gewerkt aan een A-6 en een A-7, waarvan de laatste een motorwissel ondergaat, het staartstuk is verwijderd en de straalpijp is zichtbaar.
Vliegdek
Het vliegdek bestaat uit drie grote onderdelen. Je wordt geacht ook de antennes aan de dekrand aan te brengen voordat je het dek op de romp aanbrengt, maar dat is uiteraard niet zo heel slim: ik heb de antennes pas na voltooiing van het model aangebracht.
Het is belangrijk in deze fase al te kiezen voor een bepaalde opstelling van de vliegtuigen: ik heb gekozen voor de zgn. “Alert Five” opstelling. Deze opstelling wordt gebruikt als het schip passieve vliegoperaties doet. De gehele boeg en een flink gedeelte van het dek staan vol met vliegtuigen, maar de "Alert Five" Combat Air Patrol (CAP) bestaande uit F-14 Tomcat, de E-2Cs, de tankers en helikopters kunnen opstijgen van het hoekdek. Daarom heb ik één van de Jet Blast Deflectors (JBD) omhoog gezet.
De dekonderdelen onderling passen redelijk, veel beter dan bij de Enterprise die ik eerder had gebouwd, maar toch bleek naderhand nog wat vulwerk nodig. Tevens bleek, dat een gedeelte van platform C6 verwijderd moest worden voordat het dek op de romp paste.
De plaats van de hoofdmast op het dek is overigens niet goed aangegeven en moet afgeschuurd worden: in werkelijkheid is de mast namelijk op de rand van het dek aangebracht, niet enkele meters er vanaf.
Ik heb er voor gekozen de catwalks en de netten te behouden. Gold Medal Models en White Ensign leveren een en ander in foto-ets, zeker de netten zullen dan er beter uitzien, hoewel Trumpeter er zijn best op heeft gedaan. Voor de Eisenhower moeten namelijk de bakboord “catapult bridle catcher” en die bij het hoekdek verwijderd worden en de netten worden aangepast. Tevens is het LSO-platform (Landing Signal Officer) dan in foto-ets beschikbaar, ik heb dit van plastic sheet en foto-ets uit mijn voorraad gebouwd. Ik heb de catwalks wel voorzien van extra rode kasten voor brandbestrijding en blauwe voor overig materiaal, het detail in de catwalks is anders vrij sober.
Het vliegdek werd gespoten in Tamiya “Gunship Gray” (TS-48), de catwalks in Tamiya “Dark Ghost Gray” (AS-25), alvorens met de belijning te beginnen. Trumpeter levert het grootste gedeelte van de belijning als decal, maar vreemd genoeg ontbreken de rood-witte “foul lines”, die dus met de hand moeten worden geschilderd. Het deknummer voor de Eisenhower kwam van de Starfighter decal set 350-14. Het geheel werd daarna gespoten met Testors Dullcote.
Na installatie van het vliegdek werden de gescratchte Sea Sparrow lanceerinrichtingen aangebracht.
Eiland en masten
Het eiland op een vliegdekschip is een tamelijk dominerend bouwwerk, het trekt altijd aandacht, zeker als het voorzien is van behoorlijk detail. Ik heb de drie brugverdiepingen apart gebouwd en gespoten, om de raampjes daarna vanuit de binnenkant met behulp van Microscale Kristal Kleer van ruiten te voorzien. Het eiland werd daarna volgens de bouwtekening in elkaar gezet, het geheel paste goed. Wel heb ik extra antennes, extra schijnwerpers op de brug, steunen voor platforms en extra platforms aangebracht. Tevens werd uiteraard railing geïnstalleerd.
De onderdelen E38, E39 en E50 van de platte SPS-48 3-D radar uit de kit werden vervangen door foto-ets onderdelen uit de set 350-12 “Modern USN Warship” van Gold Medal Models. Tevens heb ik onderdelen F40 en F39 (de kleine SPS-6 radar) door foto-ets vervangen.
Dezelfde set leverde de SPS-49 air-search radar, die de grote rechthoekige SPS-43A radar op de hoofdmast vervangt. Op de hoofdmast werd een extra platform aangebracht en steunen voor de platforms. Op foto’s is te zien, dat binnen de mast allerlei kabelbomen lopen, die heb ik geprobeerd te simuleren met metalen draadjes uit een coaxkabel. Ik heb eerder al melding gemaakt van het feit, dat de mast op de rand van het dek moet worden aangebracht, niet enkele meters er vanaf.
Nadat het eiland op het dek is bevestigd, kan het schip gecompleteerd worden met de diverse antennes aan de dekrand. Een probleem is dat de gietbomen in het midden van de dunne antennes zijn aangebracht, wat een probleem oplevert bij het verwijderen. Ik heb enkele antennes moeten vervangen door materiaal uit de reservedoos.
De tractors en heftrucks uit de kit zijn bruikbaar, maar ik weet niet wat Trumpeter voor ogen had bij de grote mobiele kraan (de “Tilly”). Deze lijkt totaal niet op wat de US Navy ooit heeft gebruikt. Ik heb een kraan uit de Revell USS Wasp kit gebruikt, daar zitten er namelijk twee in, maar je zult wel de zes wielen ergens vandaan moeten halen. De kleinere mobiele kraan is echter weer juist. Van beide kranen werden de loopplatforms van railing voorzien.
De tractors lijken in eerste instantie wat kort in vergelijking met de tractors die tegenwoordig op Amerikaanse carriers aanwezig zijn. Dat komt omdat in de kit de originele Hough MD-3 tractors zijn voorzien: deze tractors, die al sedert het begin van de 50’er jaren in dienst zijn, zijn namelijk in de 80’er jaren ook door een SLEP (Service Life Extension Programme) gegaan, waarbij ze aan de achterkant voorzien werden van een afneembare eenheid met een starter-unit, die tegelijkertijd de gesleepte vliegtuigen van electriciteit kon voorzien, de zgn. “huffer-unit”. Ik heb één van de tractors omgebouwd met zo'n unit, in dit geval een unit voor brandbestrijding (die om die reden dan ook rood is, zie foto).
Als laatste werd de zgn. “Belknap-pole” aangebracht. De "Belknap-pole" werd op vliegdekschepen aangebracht, nadat de kruiser USS Belknap op 22 november 1975 een ernstige aanvaring had met de USS John F. Kennedy. De aluminium bovenbouw van de Belknap vloog in brand. Zes personen aan boord van de Belknap en één aan boord van de Kennedy lieten het leven. Aan boord van de Belknap had men de koers en de snelheid van de carrier door de verwarrende positieverlichting van het vliegdekschip foutief vastgesteld. De “Belknap Pole” heeft een vaste positie aan stuurboord, in lijn met het eiland, en bevat positielichten, schijnwerpers en sensors. Ik heb de mast gebouwd van een plastic staaf en wat sheet voor de kleine platforms, een anemometer uit foto-ets, waarmee ook de ladder werd vervaardigd, waarmee een moedig bemanningslid naar boven zou kunnen klimmen. De mast is namelijk 21 meter hoog!
Vliegtuigen
De “raison d’être” van een vliegdekschip zijn uiteraard de vliegtuigen, het schip toont “leeg” zonder deze hardware. Daarom begrijp ik niet echt, dat bij de kit slechts 22 vliegtuigen worden bijgeleverd: de Tamiya Enterprise had er 40. Ik heb dus een aantal extra sets van Trumpeter vliegtuigen aangeschaft.
De kit is voorzien van een set vliegtuigen, zoals die in 1975 op de Nimitz aanwezig waren. Dat betekent, dat de F-4J Phantom aanwezig is, maar geen F-14 Tomcats, die vanaf dat jaar bij de US Navy in dienst kwamen. Vanaf 1978 kreeg de Eisenhower haar Tomcats aan boord, dus moest ik de Trumpeter sets met 6 exemplaren elk aanschaffen. Die F-14’s zijn een teleurstelling: ze missen de vinnen onder de romp en de sensor onder neus, en het detail op de bovenkant van de romp is matig. Trumpeter heeft naderhand een sterk verbeterde versie uitgebracht die deze dingen wel had, evenals twee droptanks. Ik heb besloten met de “oude” F-14’s door te gaan, aangezien ik al een set had gebouwd nog voordat ik over de nieuwere set beschikte.
Voor de “airwing” heb ik gekozen voor decalset 350-14 van Starfighter, die Carrier Air Wing 7 toont, zoals die in de periode vanaf 1979 op de Eisenhower was gehuisvest. Zoals eerder vermeld, wilde ik een “Alert Five” opstelling op de Eisenhower hebben.
Naast 12 F-14’s kwamen er 18 A-7E Corsairs, 12 A-6E Intruders, 2 S-3A Vikings, 4 E-2C Hawkeyes, 4 EA-6B Prowlers, 4 SH-3 Seakings, 1 EKA-3B Skywarrior, 1 RA-5C Vigilante en een C-2 Greyhound, 59 in totaal, naast de 10 reeds aanwezige kisten in de hangar.
Waarom zoveel vliegtuigen op het dek? Als je foto’s van Amerikaanse vliegdekschepen bekijkt staan ze meestal vol. Bij de Amerikaanse Marine had men in WOII het concept van “deck parking” uitgevonden, m.a.w. het aantal meegevoerde vliegtuigen werd bepaald door wat men aan dek kon brengen. De hangars dienden eigenlijk meer voor onderhoud en reparatie. Dat kon omdat men volledig vertrouwde op de bescherming van de eigen vliegtuigen en van de escorterende schepen. De Engelse Marine had een andere filosofie, waarbij het aantal vliegtuigen afhing van wat er in de hangars kon worden ondergebracht: hun carriers uit WOII waren dan ook voorzien van gepantserde vliegdekken. Er is voor beide filosofieën wat te zeggen (ze waren immers vanuit een verschillende situatie geboren), maar feit is wel, dat de Amerikaanse Essex-carriers vaak meer dan 100 vliegtuigen aan boord hadden, terwijl de vergelijkbare Engelse Illustrious-klasse oorspronkelijk slechts 36 vliegtuigen aan boord had.
Één van de Hawkeyes heb ik gebouwd in startconfiguratie: dat wil zeggen, dat de vleugels compleet uitgevouwen zijn, dat de flaps zijn uitgetrokken en de motoren draaien. De motoren draaien? Jazeker, de propellers zijn vervangen door een doorzichtig schijfje van dun plastic (ik geloof van een bakje waarin filet americain heeft gezeten). Met bijna droog opgebrachte zwarte verf is daarop de illusie van draaiende propellers gecreeërd. Bij een andere Hawkeye werd de bemanningsdeur opengezet. De C-2 Greyhound wordt via de open laaddeur beladen. Kleine scénes zoals deze creeëren wat levendigheid.
De EA-6B’s en de SH-3’s zijn, zoals de laatste jaren bij Trumpeter, van doorzichtig plastic gemaakt. Ik weet niet welk fenomeen op dit briljante idee is gekomen, maar het houdt in, dat je vrijwel niet kan zien wat je doet en dat de cockpitkap niet kan worden opengezet zoals bij de F-14’s, A-7’s en de A-6’s. Los daarvan is het materiaal erg bros en moet men voorzichtig zijn met het losmaken van de gietboom. Ik wilde b.v. de stuurboorddeur van één van de SH-3’s openzetten, de deur zelf eindigde als een hoopje knisperend plastic stof. Het eerder genoemde bakje filet americain leverde een nieuwe deur mét raam. Nu we het toch over die SH-3’s hebben, bij Trumpeter hebben ze wellicht een foto van de S-61 civiele variant voor zich gehad, want aan de stuurboordkant zijn drie ramen op een rij gegraveerd (zonder een raam in de deur), maar er zit één raam in de schuifdeur en één raam in de romp. De Prowlers daarentegen maken erg veel indruk met hun droptanks en storingszenders onder de vleugel.
Van de overige vliegtuigen blinken met name de A-6E’s uit, met goed detail en zelfs een tankbuis voor de cockpit. Bij de EKA-3B moet er een grote radar-bobbel en een tankbuis aan de rechterkant van de romp worden aangebracht. Het modelletje toont namelijk de standaard A-3B bommenwerper-versie. Bij alle vliegtuigen zouden droptanks onder de vleugel goed staan, maar daar ontbrak bij mij in dit stadium van het project een beetje de motivatie voor.
De Starfigher-decals hebben een doorlopende film: ze moeten dus zeer precies worden uitgesneden. Ze zijn echter erg dun en laten snel los van het papier, oppervlaktespanning van een druppel water krijgt een iets andere dimensie, maar met geduld opbrengen levert werkelijk fantastische resultaten op.
69 vliegtuigjes in elkaar zetten is tamelijk geestdodend werk: ze bestaan gemiddeld uit 12 á 15 onderdelen en er moeten er gemiddeld ongeveer 12 decals op. Ik bouw er meestal 6 tegelijk, waar ik ongeveer drie weken over doe. Goede raad: bouw ook iets anders gedurende die tijd….na een paar weken kun je geen 1/350 vliegtuigjes meer zien.
Afbouw.
De plaatsing van 59 vliegtuigen aan dek is een precisiewerkje, zoals dat ook in de werkelijkheid ook is. Een vliegdek is één van de gevaarlijkste plekken om te werken, je kunt namelijk omvergereden of omvergeblazen worden, in een propeller lopen of gewoon worden opgezogen. Ik heb veel foto’s bestudeerd, voordat ik alles definitief vastzette.
In principe plaatst de Amerikaanse marine de aanvalsvliegtuigen (de A-6’s en de A-7’s) op de boeg (wat Four Row Area wordt genoemd), terwijl voor de jachtvliegtuigen (de F-14’s) plaats wordt gevonden op het achterste deel van het vliegdek (wat daarom Fightertown wordt genoemd). De E-2C’s en de helikopters worden meestal in de buurt van het eiland geplaatst (het Hummer Hole, zo genoemd vanwege het geluid dat de schroefturbines maken), de Prowlers en de S-3 Vikings staan overal verspreid, maar zijn zelden op de boeg te vinden.
Nadat alle vliegtuigen hun juiste plek hebben gevonden, is de laatste klus het aanbrengen van de bemanning. Hiervoor heb ik de Eduard foto-ets sets 17-503 en 17-515 gebruikt, Aircraft Carrier Figures, 320 mannetjes in totaal. 17-515 is in 3D uitgevoerd, wat zoveel wil zeggen, dat elk mannetje uit 2 delen bestaat, die met een lijmlaagje op elkaar moeten worden geplakt. Yeah, right, echt 3D is het natuurlijk niet, maar het grote voordeel van deze Eduard-sets is dat ze al zijn geverfd in de juiste kleuren. Zelfs nummers voor de plane-captains zijn aangebracht.
Door de figuren in verschillende houdingen te plaatsen en ook echt wat te doen te geven (elke man op een vliegdek heeft een specifieke taak) wordt hun platte karakter minder benadrukt.
Als je, na alle vliegtuigjes, nog niet helemaal gek bent geworden en een masochistisch karakter hebt, kun je natuurlijk echte 3D kunsthars figuren aanschaffen (ja, ze bestaan, van L’Arsenal en van Goffy) en zelf verven.
Conclusie.
Met de Trumpeter-kit kan uit de doos een groot en indrukwekkend model worden gebouwd, dat naast de Tamiya Enterprise een waardige plek inneemt, hoewel de laatste met het grote en vierkante eiland wat meer “aanwezig” is. De detaillering is redelijk voldoende, maar met bijna 1.000 onderdelen is het geen weekendproject of een project voor onervaren bouwers. Nadeel is, dat er maar 22 vliegtuigen zijn bijgeleverd, wat een beetje kaal staat.
De modelbouwer, die beperkt aan AMS lijdt (“Advanced Modellers Syndrome”), zoals ik, zal al gelijk meer vliegtuigen willen inzetten, en met het aanbrengen van foto-ets railing het eindresultaat nog indrukwekkender willen maken. Modellen van vliegdekschepen schreeuwen ook om bemanning, anders is het maar een dooie boel.
Zware AMS-patiënten zullen echt een “showstopper” willen bouwen, en dat is een behoorlijke investering van rond de € 120 in foto-ets onderdelen, naast de standaardprijs voor de Nimitz-kit van € 130.
Gold Medal Models levert twee sets, die voorzien in masten, netten, de aanlegsteiger aan de achterplecht en zeer veel andere details, waarmee overigens ook de overige schepen uit de “Nimitz”-klasse kunnen worden gebouwd. Je zult dan echter wel zelf diverse platforms voor b.v. de later aangebrachte Phalanx-installaties moeten bouwen. Voor latere uitvoeringen is het eiland eigenlijk compleet anders, vanaf de “Ronald Reagan” is de hoofdmast samengevoegd met het eiland: tevens is de boeg vlak onder de waterlijn voorzien van een grote naar voren uitstekende bult om een veel rustiger golfpatroon op te wekken, een zgn. “bulbsteven”.
Nu ik het zo vertel, het is eigenlijk geen onmogelijke verbouwing…..hmmm..toch morgen maar even naar de dokter om een AMS-test te ondergaan…
Groetjes van Walter van de SIG Warships. De prachtige foto's zijn gemaakt door mijn goede vriend Jos Visser (ook de SIG-coordinator).
Referenties.
- Squadron Signal: Nimitz Class Aircraft Carriers On Deck
- Osprey: Nimitz-Class Aircraft Carriers
- Diverse Internet bronnen
(in het IPMS blad MIP 2013-1 en 2013-2 staat ook dit uitgebreide bouwverslag)
Dit artikel is gepubliceerd op de website juni 2013